Interview: Serdi Faki Alici

SERDI, aanklacht en ode
Beatboxer, acteur en theatermaker Serdi zag tijdens zijn jeugd heel wat instellingen aan de binnenkant. Beatbox werd zijn uitlaatklep én zijn redding. Nu is hij te zien op de theaterplanken, in verschillende televisiereeksen (Hoodie, Kids on the Block, Zonder Afspraak …) en in de film Holly van Fien Troch. Samen met Lara Staal maakte hij een openhartige solovoorstelling over zijn leven. SERDI is een aanklacht tegen het jeugdzorgsysteem en een hoopvolle ode aan de mensen die in hem zijn blijven geloven.
Op het podium vertel je je levensverhaal. Daarin speelt beatboxen een grote rol.
Mijn ouders overleden toen ik zes jaar oud was. Tot mijn tiende huilde ik elke dag, maar toen zei ik tegen mezelf: “Mijn ouders zijn bij me in mijn hart. Als ik huil, huilen ze mee. Ben ik gelukkig, dan zijn zij dat ook.” Toen ben ik gestopt met huilen. In een parkje kwam ik een beatboxer tegen, en ik was meteen gefascineerd. Ik wilde het ook leren. Ik had geen zakgeld, flippo’s of Pokémonkaarten, maar mijn mond konden ze niet stelen. En dus heb ik alles in het beatboxen gestoken. Beatbox is mijn hele leven. Het is verveling, amusement, een way of life. Ik doe het overal - op de bus, op straat, en zelfs in mijn slaap!
Toen ik een jaar of zestien, zeventien was, begon ik te beatboxen op een bomvolle tram. Om me heen werd het almaar stiller. Bij het afstappen riep de chauffeur door de microfoon: “We want more, we want more!”. Dat was een mooi moment. Nog altijd word ik aangesproken door mensen die me kennen ‘van op de bus’.
In beatboxen kun je al je emoties kwijt. Voor mij was het mijn redding. Het was een manier om uitdrukking te geven aan mijn pijn. Een begeleider uit een instelling vertelde me dat ik begon te beatboxen als hulpkreet wanneer ik me in een onveilige situatie bevond. Dan kwam hij meteen naar me toe.
“Ik ben het kind dat niemand wil hebben”, zeg je in je voorstelling. Wat doet dat met een mens?
Wow, dat is een goeie vraag. Ik heb jarenlang gehuild. Mijn familie wou mij niet, en kwam ik in een internaat terecht. Maar daar was ik ook niet thuis, want ik was de enige allochtoon en ik kreeg voortdurend straf voor dingen die anderen uitstaken. Ik reisde van instelling naar instelling. Op een gegeven moment word je dan een robot, een persoon zonder emoties, zonder wil, zonder zeggenschap. Je hebt geen keuze. Kort en bondig: je wordt een pop. Ik heb het gevoel dat ik niet als een kind geleefd heb. Dat ik niet op mijn manier heb kunnen spelen. Niet de liefde heb gekregen die ik nodig had.
Toch is het met gelukt om eruit te geraken. Ik ben gelovig opgevoed, en ik heb altijd gevoeld dat mijn ouders bij me waren. Hun liefde heeft me rechtgehouden. Telkens als het slecht met me ging, dacht ik aan hen. Zij kijken toe. Dat gaf me kracht.
Ik kan ook veel namen noemen van mensen die me geholpen hebben. Niet iedereen in de instelling was slecht. Sommige begeleiders hebben echt het verschil gemaakt. Suus van het Storyplein bijvoorbeeld: hij was als een papaatje voor me. Die mensen gaven me bestaansrecht en de motivatie om verder te gaan. Daar ben ik heel dankbaar voor.
Denk je dat iedereen uit zo’n situatie kan geraken, of moeten de sterren wel heel goed staan?
Daar geloof ik blindelings in. Ik zat ook in een diepe put, en ik heb hulp gezocht om eruit te klimmen. Maar je moet het willen. Negentig procent van de bevolking durft de pijn van vroeger niet aan te gaan, maar loopt er zijn hele leven van weg.
Ik zal je een geheim vertellen. Weet je hoe je zo’n patroon van pijn kunt doorbreken? Iedereen heeft drie cirkels, en de buitenste is je hoofd. Daarin zit alles dat je rot doet voelen, alles wat je overdenkt. De tweede cirkel is je lichaam. In plaats van pijn weg te duwen, moet je die doorstaan. Moet je huilen? Huil. Wil je roepen en tieren? Doe het. Moet je eens slaan? Sla op een kussen. Doe maar. Dan pas kun je de dingen een plaats geven en verbinding maken met je derde cirkel: je kern, je self confident motherfucker. Iedereen heeft die - zelfs als je die kern nog nooit hebt gevoeld. Krijg je de connectie tussen je drie cirkels onder controle, dan verandert je omgeving automatisch mee.
Je maakte SERDI samen met Lara Staal.
Vijftien jaar geleden wilde ik al een voorstelling maken over mijn leven, want ik heb zoveel meegemaakt. Maar ik was er niet klaar voor: ik leefde nog altijd met de trauma’s van vroeger. Telkens er iets gebeurde, kwam de oude pijn naar boven.
Dat veranderde toen ik drie jaar geleden een opleiding communicatie en psychologie begon. Daar is het vuur in me ontwaakt. Ik kon een groot deel van mijn verleden verwerken en oude gewoontes van me afschudden. Weten waar iets vandaan komt en waar je naartoe wilt: daardoor ben ik er nu klaar voor.
Toen ik zo’n drie jaar geleden de Jonge Makers-award van Theater aan Zee ontving, mocht ik een nieuwe voorstelling maken. Lara Staal werkte er graag aan mee. Samen hebben we de voorstelling tot een goed einde gebracht, en daar ben ik heel trots op. Ik ben een maker en een speler, maar ik had ook een andere kijk nodig. Lara bouwde het skelet van de voorstelling, ik bracht de inhoud aan.
Ik wil niet gewoon mijn verhaal doen, maar mensen helpen die dezelfde - of een andere - situatie doormaken. Of een realitycheck bieden aan mensen die het niet hebben meegemaakt. Maar ik doe het ook voor mensen die in de sector willen werken, zodat ze zien waar ze mee te maken kunnen hebben.
Tijdens mijn optredens in scholen, instellingen en (jeugd)gevangenissen zeg ik tegen iedereen: maak dat je een hobby hebt. Doe iets met je leven. Schrijven, voetballen, bowlen, rappen… wat dan ook. Het helpt bij de verwerking. Je hebt dan geen tijd voor negatieve gedachten, en nadien ben je moe en voldaan. Dat zeg ik ook tegen de begeleiders van jongeren. Doe iets met hen, praat over positieve dingen. Dan kunnen ze zich openstellen en een diepere connectie maken.
In je voorstelling klaag je heel wat mensen aan: van racistische opvoeders tot de koningin.
Heel mijn leven lang werd ik onrechtvaardig behandeld. In elke instelling, constant. Dat heeft me gekraakt. Nog altijd, wanneer zoiets gebeurt, breekt er iets kleins in me. Maar ik heb er ook uit geleerd, want ik ben sterker dan vroeger. Nu weet ik hoe ik erop moet inspelen.
Het idee van de aanklachten kwam van Lara Staal, en ik vond het goed. Mijn hele leven lang ben ik kwaad geweest. Via de aanklachten kan ik de dingen een beetje plaatsen. Maar daar wilde ik niet mee eindigen. Ik besluit de voorstelling met een ode aan de situaties en de mensen die me op het rechte pad hebben gehouden.
NTGent wilde onderzoeken of ik de waarheid sprak, want een getraumatiseerd kind kan van een mug een olifant maken. Alles is voor mijn ogen gebeurd. Het is een trauma. Toch begon ik een heel klein beetje te twijfelen: stel je voor dat ik het gedroomd heb? Ik wilde de waarheid kennen. Daarom zochten we opvoeders en begeleiders op die mijn verhaal konden bevestigen. Jo, mijn individuele begeleider, zei me dat het nog duizend keer erger was. Ik had zoveel verdrongen. Alle twijfels waren weg.
Is er al wat veranderd denk je?
Ik hoor nog altijd dezelfde problematieken naar voren komen: discriminatie, racisme, onrechtvaardigheid, uitsluiting. Dus veel is er nog niet veranderd. Of toch, een heel klein beetje, en het zijn die kleine beetjes die het verschil kunnen maken.
Ik ga naar jeugdhuizen, scholen, (jeugd)gevangenissen, maar ook naar mensen die in de sector werken: CLB-medewerkers, kinderpsychologen en -begeleiders … Nu de bal aan het rollen is, komen ze me ook zelf opzoeken. Dat maakt me heel blij.
Tekst: Lien Vanreusel
Serdi Faki Alici & Lara Staal / NTGent
SERDI
woensdag 7 mei - 20.15 uur